Voor Servé Hermans en Frank Lammers schrijf ik, samen met Servé, De Keizer van Maastricht.
De keizer van Maastricht vertelt het onwaarschijnlijke, maar waargebeurde verhaal van Joshua Norton, een excentrieke avonturier die zichzelf in de 19e eeuw uitriep tot keizer van de Verenigde Staten. Na een mislukte rijstdeal raakt Norton al zijn geld kwijt en vlucht hij uit San Francisco. Na een aantal jaren keert hij terug. Niet als een verslagen man, maar als een zelfbenoemde keizer. Norton is zowel een zwerver als visionair, een verbinder als een dromer. Hij bedenkt een vroege versie van de Volkerenbond, de latere Verenigde Naties, hij drukt zijn eigen geld en stelt een revolutionair idee voor: een stalen brug naar San Francisco.
La vita è inferno all'infelice.
Vergeef me mijn uitspraak,
alsof ik op modder kauw, mijn Italiaans,
mijn tong doet de taal van Dante en Machiavelli geen recht.
Zelf spreek ik een bastaardtaal;
Mijn Queen’s English is verminkt met het Cockney van mijn jeugd,
vertroebeld door de afgedreven moedertong van de Kaapkolonie,
gegeseld met het verbeten Amerikaans –
ik spreek een zwerftaal, beroet en bemodderd,
terwijl jouw woorden zijn geboren uit de mond van Cicero en Petrarca.
Allora.
En tóch zijn wij allebei kinderen van dezelfde wereld,
van dezelfde tijd waarin die wereld
zich zuchtend en kreunend in beweging zet
en zich naar het onbekende begeeft.
Naar het nieuwe.
Reactie plaatsen
Reacties